Mijnwerkers moeten dan toch belastingen betalen op hun retroactief pensioen
De achterstallen op de pensioenen van Limburgse ex-mijnwerkers zijn wél belastbaar. Dat bevestigt het Hof van Beroep in Antwerpen. Daarmee volgt het hof het eerdere oordeel van de rechtbank van eerste aanleg.
De zaak draait rond de pensioensupplementen voor mijnwerkers die minstens 25 jaar hoofdzakelijk ondergronds gewerkt hebben. Deze groep kreeg in het verleden een aanvullend pensioen, maar dat bleek fout berekend te zijn. Na een lange juridische strijd van de vzw KS Vriendenkring besliste de overheid om de berekeningswijze te corrigeren via de wet van 15 juni 2020.
Door die correctie werden de pensioenen herberekend en kregen zo’n 8.000 ex-mijnwerkers toch een uitbetaling op hun achterstallig pensioen. Gemiddeld ging het om een bedrag van 24.000 euro bruto, goed voor een herberekening van tien jaar achterstallen. Daarnaast leverde de nieuwe berekeningsmethode de gepensioneerde mijnwerkers voortaan maandelijks ongeveer 200 euro bruto extra op.
Een deel van de voormalige kompels vond echter dat deze eenmalige betaling niet belast mocht worden, en trok opnieuw naar de rechtbank. Zowel in eerste aanleg in Hasselt als nu in beroep in Antwerpen kregen zij ongelijk. Volgens het hof vallen de achterstallige pensioensupplementen onder de gewone regels van de personenbelasting, omdat ze hun oorsprong vinden in een vroegere beroepswerkzaamheid. Dat de betaling in één keer gebeurde, verandert niets aan de belastbaarheid. De Belgische wet voorziet geen uitzondering of vrijstelling voor achterstallige pensioensupplementen die voortkomen uit een beroepsactiviteit. De uitspraak betekent concreet dat de betrokken ex-mijnwerkers de reeds ingehouden belastingen op hun uitbetaling niet terugkrijgen.